Trainer tegen wil en dank
Onlangs hield Orie een lezing op de Universiteit Utrecht. We spraken hem over wetenschap, training, mental coaching en dope. Niet veel mensen weten dat Jac Orie vroeger ook topschaatser was. Hij trainde met oude cracks als Bart Veldkamp en Ben van de Burg. En zat in de eerste commerciële schaatsploeg met Yvonne van Gennip, Yolanda Grimbergen en Leo Visser.Een aantal kwetsuren achter elkaar deden hem echter besluiten zijn schaatsen aan de wilgen te hangen. Het begon met een bloedvergiftiging; het kostte hem een jaar. Vervolgens viel hij van de fiets, drie weken ziekenhuis. Toen hij daarvan uiteindelijk hersteld was viel hij met bankspringen achterover, op de rand van de tafel. Rug naar de gallemiezen. De lol was eraf. Orie ging studeren. Eerst bewegingstechnologie en daarna bewegingswetenschappen.
‘Ik wilde echt nooit trainer worden. Het leek me een verschrikkelijke baan. Omdat ik weet hoe topsporters kunnen zijn. Het zijn aparteriken. Ik ken mezelf. Topsporters gaan zó sterk voor een doel, daar had ik geen behoefte aan.’
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Orie schaatste nog een beetje uit toen Martin Hersman (tegenwoordig schaatscommentator bij de NOS, red.) Orie om hulp vroeg bij een probleem met zijn voet. Even later kon hij aan de slag bij de ploeg van Rintje Ritsma. Zijn trainingsprogramma’s sloegen aan en de motor begon te draaien.In 2002 trainde hij Gerard van Velde, die goud won op de 1000 meter van de Olympische Spelen van Salt Lake. Orie solliciteerde ondertussen voor een promovendusplek bij de Vrije Universiteit, maar een aanbod van Spaarselect kon hij niet weigeren. Hij kreeg daar carte blanche. ‘Ik kon doen wat ik wilde, “kijk maar hoe hard je ze kan laten schaatsen”, werd mij gezegd. Daar ben ik toen voor gegaan.’Of dat reizen niet avontuurlijk is? ‘Op een gegeven moment heb je die ijsbanen wel een keer gezien hoor. En de hotels zijn allemaal hetzelfde. Ik combineer het dan ook graag met mijn wetenschappelijke werk. Het is interessant om bezig te zijn met verbeteren, innoveren, mensen op een hoger plan te krijgen. En winnen in de topsport, als dat lukt, dat is waanzinnig.Ik zie mijn trainerswerk als een groot experiment. De schaatsers weten dat ook. Alles wat we doen probeer ik meetbaar te krijgen. We houden dagboeken bij en testen heel veel. Het is vaak niet de snelste weg naar succes maar op de lange termijn werkt het. Iedereen roept dat topsport wordt beslist op details. Daar geloof ik niet in. Het gaat om voorwaarden scheppen. Dat een rijder zo hard mogelijk schaatst. Alles wat daarmee samenhangt, de trainers, fysio’s, artsen, materiaal, noem maar op, moet top zijn. Ik bewaak dat. Ik ben ook heel blij met mijn staf, het zijn geen jaknikkers en daar houd ik van. Meer vertel ik je niet want ik heb te maken met concurrentie, haha.’
‘Winnen in de topsport,
dat is echt waanzinnig’
‘Door de kennis die ik de afgelopen 15 jaar heb opgedaan zijn we goed in staat om een rijder op het juiste moment in vorm te krijgen. Maar het kan altijd beter. Topvorm kun je niet eeuwig vasthouden, dat is een golf. Ons grote speerpunt van dit jaar was het WK afstanden. Daarvóór stel je een paar subdoelen om op het WK top te zijn. Dat is gelukt.Komend jaar draait het uiteraard om de Olympische Spelen, maar ook het OKT (Olympisch kwalificatietoernooi, red.) is erg belangrijk. Daar en op de Spelen moet je er staan. Ik heb drie lijnen in mijn team lopen. Midden, lang en kort. De allrounders periodiseer ik anders dan de middenafstanders en de echte sprinters. Het goede van die combinatie is dat ze elkaar beïnvloeden, zodat bijvoorbeeld Kramer én Nuis een snellere 1500 gaan rijden.’ Oude gewoontesMentale training vindt Orie niet cruciaal in het topschaatsen. ‘Het mentale aspect is zeker belangrijk, dat is zo. Maar mentale coachingsmodellen werken tijdelijk. In mijn team zie ik de afgelopen 15 jaar dat mentale training een houdbaarheid heeft van 3 tot 6 maanden, daarna keert een schaatser weer terug in oude gewoontes. En ik heb wel vijf, zes mental coaches langs zien komen. Het werkt wel uitstekend bij bepaalde kwalen, zoals hypochondrie en dwang. Maar om een rijder een tiende harder te laten schaatsen, daar helpt het niet echt bij.En zenuwen, mits niet te veel, zijn ook goed voor je. Er zijn schaatsers die op de training wereldtijden klokken en op de wedstrijden het niet redden. Dat is moeilijk te veranderen. Het zijn er maar enkelen die daar uitkomen. Die winnen ook wel een keer maar dat zijn niet de mensen die blijven winnen. Het zijn geweldige schaatsers, belangrijk ook voor het team. Maar zij hebben hun zwaktes. Maar goed, het kan natuurlijk ook aan mij liggen hè? Als iemand het beter weet, hoor ik het graag.’
Zijn kampioenen egoïstisch? ‘Sommigen, nadat ze kampioen zijn geworden. Sven Kramer heeft dat helemaal niet. Hij is een echte teamplayer. Hij heeft veel over voor zijn team. Daardoor krijgt hij ook ontzettend veel terug van zijn maten. Gianni Romme was ook zo’n type, die kon niet zonder het team.’
Over twee maanden komt Orie weer met een wetenschappelijke publicatie. Carl Foster is zijn promotor. ‘Ik ben nog niet klaar hoor. Ik heb onder andere onderzoek gedaan naar prestatiebepalende factoren in het schaatsen van de afgelopen 38 jaar. Dan krijg je een aardig beeld hoe de trainingsmethodes in de schaatssport zich hebben ontwikkeld. Ik doe nu een case-study naar een 1500-meterkampioen, de naam mag ik niet zeggen. Ik doe dat allemaal om de ideale training samen te stellen om iemand naar een topprestatie te begeleiden.’ DopingHet woord doping valt. ‘In het kader van mijn onderzoek naar trainingsprogramma’s kwam ik documenten uit het vroegere Oostblok tegen waar toen in de kantlijn werd geschreven, “in deze case zijn geen dopinggeduide producten gebruikt”. Dan weet je het wel. Dat was toen. Tegenwoordig hebben we de WADA (World Anti-Doping Agency, red). Die trekken er hard aan. Je ziet dat het systeem goed werkt, dat er uiteindelijk mensen uitgesloten worden op doping.Of Koelizjnikov aan de doping zit? Geen idee. Ik heb heel weinig contact met die mensen.’