Jitte Roosendaal traint op de trappen van de Dom

Roosendaal is betrokken bij de zorg voor de veiligheid in de toren en heeft regelmatig met de gemeente contact over het onderhoud. Zo’n vier keer per week leidt hij zelf ook een groep bezoekers naar boven. Een route die hij in zijn loopbaan ruim drieduizend keer heeft afgelegd.

‘De Domtoren is een gebouw met zoveel geschiedenis en magie, dat ik het nog steeds heerlijk vind om met de toren bezig te zijn. En het uitzicht van bovenaf gaat nooit vervelen. Het blijft adembenemend. Bovendien is die bijna dagelijkse gang naar boven een extra training naast de twee keer per week dat ik hardloop als voorbereiding op de halve marathon. Die loop ik vier keer per jaar.’

Zijn eerste sportervaring? ‘De eerste tien jaar van mijn leven heb ik in Westbroek doorgebracht. Een mooi dorp ten noorden van Utrecht, landelijk gelegen in het oer-Hollandse polderlandschap. Ik zal een jaar of vier, vijf zijn geweest toen ik schaatsen kreeg van mijn ouders. Op de ’s winters dichtgevroren sloten hebben ze mij schaatsen geleerd. We zijn toen naar De Bilt verhuisd. Ik leerde zwemmen in het zwembad in Bilthoven en kreeg gymnastiekles op school. Als we een teamsport gingen doen had ik daar nooit zo’n zin in, omdat ik er niet goed in was.’

Rond z’n 26ste is Roosendaal op aanraden van een vriend gaan hardlopen. ‘Ik was meteen enthousiast. Het paste veel beter bij me dan een teamsport.’ In de tijd dat hij met een studie begon werd hij lid van de Utrechtse studentenschaatsclub ‘Softijs’. Er werd getraind op de Vechtsebanen. Tot zijn grote vreugde werd Roosendaal in 1997 ingeloot om mee te kunnen doen aan de Elfstedentocht. Het was een zware tocht. ‘Stervenskoud met temperaturen onder het vriespunt en vanwege de straffe oostenwind lag de gevoelstemperatuur vele graden lager.’

De omstandigheden hadden echter geen invloed op zijn prestatie. ‘Ik ben niet van de korte snelle acties. Geef mij de tijd en ik maak het af. Dat past bij mij. Ik heb er twaalf en een half uur over gedaan en kwam moe, maar zeker niet gebroken over de finish.’

Met zijn bijna zestig jaar oogt Roosendaal nog steeds jeugdig en atletisch. Dat heeft alles te maken met zijn passie voor het marathonlopen. Al ruim drie decennia loopt hij twee keer per week hard.

‘Ik begon voorzichtig en kreeg er steeds meer zin in. Het voordeel van hardlopen is dat je het op elk moment kan doen. Je hebt weinig middelen nodig, alleen goede schoenen. Tijdens het lopen gaan mijn gedachten alle kanten op. Je kunt je zorgen makkelijker relativeren en ik kom vaak op verrassende ideeën. Ik kan het echt iedereen aanraden.’

In 2006 liep Roosendaal voor het eerst een halve marathon. ‘Maar de ultieme afstand is natuurlijk een hele marathon. Die liep ik in april 2008 in Rotterdam.’ Zijn tijd: vier uur en vijf minuten. Dat najaar volgde de marathon van Eindhoven waar hij zijn tijd met een kwartier verbeterde.

In 2009 was Jitte Roosendaal opnieuw van de partij in de Maasstad. Drie minuten sneller kwam hij over de finish dan in zijn eerste marathon een jaar eerder.

Tegenwoordig loopt de sportieve torenwachter vier keer per jaar een halve marathon. En vier keer per week loopt hij alle 465 treden van de Domtoren naar boven.

Vorige
Vorige

Wout Klein immer betrokken, ook in het gips

Volgende
Volgende

Paardensport is meer dan rijden of springen